Vonnis als tussenfase
Er is een vonnis gewezen in een spraakmakend kort geding (Vzgr Rb Amsterdam, 13 augustus 2012, Iept 20120813) dat is gevoerd tussen Gers Pardoel en zijn voormalige management: Dr. Media. Beide partijen vorderen over en weer met succes allerlei zaken en beide partijen worden in de (fictieve) proceskosten veroordeeld van de andere partij. In juridisch opzicht hebben beide partijen hun zaak dan gewonnen. Maar dat pakt voor Dr. Media wel wat gunstiger uit dan voor Gers Pardoel, aangezien Gers Pardoel het beslag dat door het management is gelegd onder zijn bankrekeningen zelf moet betalen. Het beslag blijft bovendien liggen, waardoor Gers Pardoel hoogstwaarschijnlijk nog steeds niet kan beschikken over een substantieel deel van zijn inkomsten. Ook blijkt uit het vonnis dat partijen nog flink moeten onderhandelen over een finale afwikkeling. Het vonnis is slechts een tussen fase.
Agentuur en klantenvergoeding
Het komt wel vaker voor dat de relatie tussen een artiest en een manager wordt beëindigd. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Soms is ‘het gras elders groener’, blijkt de rek uit de samenwerking te zijn, krijgen partijen of verwanten van partijen ruzie met elkaar (DJ Sanchez), dan weer is sprake van een incomptabilité d’humeur (Anouk) of blijkt de manager te weinig van de grond te krijgen. Wat de redenen voor een vertrek ook zijn: meestal moet er bij vertrek het nodige worden afgewikkeld. Bij voorkeur staat daarover in de managementovereenkomst het nodige. Maar soms ontbreekt een managementovereenkomst en moet worden terug gegrepen op de wet (DJ Sanchez). Dat kan dan voor een management gunstig uitpakken, doordat de rechter de regeling van de agentuur toepasselijk kan achten. En agenten hebben, tenzij schriftelijk anders is bedongen, onder meer recht op een ‘klantenvergoeding’ die gelijk kan staan aan de beloning van één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaren, of, indien de overeenkomst korter heeft geduurd, naar het gemiddelde van de gehele duur daarvan (artikel 7:442 lid 2 BW). Het betreft een in de wet geregelde vorm van goodwill. De klantenvergoeding is namelijk verschuldigd omdat de agent ofwel de klantenkring van de vertegenwoordigde partij heeft uitgebreid, dan wel deze klantenkring in grotere mate dan vóór zijn bemoeienissen heeft uitgebuit. Daardoor is er sprake van een waardestijging van de onderneming van de vertegenwoordigde. Met evenveel kracht kan worden betoogd dat het realiseren van die waardestijging nu juist hét onderdeel van de overeenkomst was en de agent daarvoor juist een vorstelijke beloning heeft genoten, maar daar denkt de wet in het geval van handelsagenten dus anders over. DJ Sanchez kan daar inmiddels over meepraten.
Managers let op: op een klantenvergoeding moet binnen één jaar na het einde van de overeenkomst een beroep worden gedaan!
Artiesten let op: van het recht op een klantenvergoeding kan niet ten nadele van de agent worden afgeweken in een overeenkomst. Er is sprake van dwingend recht. Wel kan in een overeenkomst een hogere vergoeding worden afgesproken. Ook kan in een managementovereenkomst uitdrukkelijk worden afgesproken dat beide partijen verklaren dat er juist géén sprake is van een agentuurovereenkomst. De wet laat zich dan wat moeilijker toepassen.
Overigens is zeker niet iedere managementovereenkomst ook tevens automatisch een agentuurovereenkomst.
Goodwill
In de Gers Pardoel-uitspraak speelt goodwill ook een rol. Het management verlangt mede een voorschot op de betaling van goodwill door Gers Pardoel. Nu die betaling gedurende een jaar na het einde van de managementrelatie is uitgebleven, baseert het management hier zelfs mede de beslagen op de bankrekeningen van Gers Pardoel op. De rechter maakt er echter – ondanks de contractuele clausule – verder geen woorden aan vuil. Voor een dergelijke vergoeding is nader onderzoek nodig en daarvoor leent een kort geding zich niet. Een ‘standaard’ uitspraak. De advocaat van het management had dat kunnen weten. Voor de goodwill-kwestie is een (dure) bodemprocedure noodzakelijk, tenzij partijen alsnog een regeling treffen met elkaar.
De overeenkomst bepaalt over goodwill het volgende:
‘Bij opzegging van de Overeenkomst door de Artiest, dient de Artiest een bedrag ten behoeve van de door de Manager opgebouwde goodwill te worden betaald door de Artiest, welk bedrag in onderling overleg, dan wel door de rechter zal worden vastgesteld.’
Gers Pardoel had in feite nooit akkoord mogen gaan met een dergelijke vage bepaling in het managementcontract. Dat is vragen om moeilijkheden, want bij het einde van de overeenkomst plegen managers en artiesten het vrijwel nooit eens te worden over goodwill en de rechter zal zo’n vergoeding doorgaans ook niet snel zelf vaststellen. De rechter is daartoe zelf immers niet deskundig.
Inkomsten na einde contract
Partijen verschillen kennelijk ook van mening over de vraag of het oude management van Gers Pardoel mede recht heeft op haar vergoeding van 25%, te berekenen over de inkomsten uit de optredens die tegenwoordig door het boekingskantoor Top Billin worden geregeld. Bij Top Billin zitten de bekendste Nederlandse hip hop en rapartiesten, waaronder De Jeugd van Tegenwoordig, The Opposites en Lange Frans. Via Top Billin heeft Gers Pardoel inmiddels € 161.000 aan inkomsten uit optredens gerealiseerd.
De overeenkomst zegt hierover het volgende:
‘Als ondertekening dan wel uitvoering van een overeenkomst, waarvan de Manager de onderhandelingen geïnitieerd heeft dan wel (deels) gevoerd heeft, plaatsvindt na de beëindiging van de Overeenkomst verplicht Artiest zich hiervoor de onder bepaling 7 genoemde vergoedinging (25% over de bruto-inkomsten) aan de Manager te betalen.’
Ook met deze vage bepaling had Gers Pardoel destijds nooit akkoord mogen gaan. De clausule is een bron van conflicten en voor velerlei uitleg vatbaar. Is bijv. een email van de manager naar Top Billin in de trant van ‘Hé, willen jullie misschien de boekingen van Gers Pardoel gaan doen’ voldoende om te spreken van een onderhandelingsinitiatief, of komt daar meer bij kijken? Ook is deze clausule ten onrechte niet eindig, in die zin dat dergelijke boekingscontracten dan tot in lengte van jaren onder de 25%-clausule van het oude management dreigen te vallen. Dat is niet gebruikelijk en ook niet redelijk of rechtvaardig, immers, de artiest moet ook nog geld betalen aan zijn nieuwe management en/of boekingskantoor. Op deze wijze blijft er te weinig over. Een redelijke uitleg van de overeenkomst zal dan ook wel een beperkte uitleg van deze clausule met zich meebrengen, maar daar moet een rechter dan wel weer eerst over oordelen. In de onderhandelingen staat Gers Pardoel er vooralsnog ongunstig voor.
Einde relatie regelen bij overeenkomst
Artiesten en managers doen er goed aan ook het einde van hun relatie op voorhand goed en duidelijk in het managementcontract vast te leggen. Dan kunnen niet alleen financiële kwesties aan bod komen, maar bijv. ook de wijze waarop de breuk naar buiten zal worden gebracht. Ook een overdracht van domein/merknamen en contracten, een termijn voor de afwikkeling en een geheimhouding over en weer ter zake van elkaars besognes zijn handig om vooraf te regelen met elkaar. Beide partijen kunnen zich na een ‘nette’ afwikkeling dan weer richten op waar ze goed in zijn: muziek maken en verkopen.
© Margriet Koedooder
Advocaat bij De Vos & Partners, Amsterdam.
Vakgebieden: Aan het internet gerelateerde vraagstukken, Auteursrecht en naburige rechten, Entertainmentrecht, Informatierecht, Intellectueel Eigendomsrecht en ICT, Reclame- informatie en mediarecht.